29 NOVEMBER 1926.
539
„verlofsofficieren te Breda Onze pogingen hebben niet het
„gewenschte resultaat gehad. Dat de opleiding van een klein
„deel der verlofsofficieren bij de in 1924 geschapen orga
nisatie aan Breda werd toegewezen, beteekende voor deze
„stad geen vooruitgang. Reeds was een deel hier gevestigd
„en het met de organisatie verband houdende verlies van
„het eerste jaar opleiding aan de Kon. Militaire Academie,
„stemde, gelijk uit gemeentelijk oogpunt elke aantasting van
„dat instituut zou doen, eer pijnlijk. In een dezerzijdsch
„schrijven van 7 Januari 1925 aan den Minister van Oorlog
„werd daarop gewezen.
„Bij bedoelde pogingen en de destijds voor vestiging der
„school te Kampen aangevoerde argumenten was ter sprake
„gekomen de vraag, of en in hoeverre het garnizoen-Breda
„ten aanzien van oefeningsterreinen bezwaren ondervindt.
„Wij meenden - zoo te dien aanzien onze steun noodig
„zoude zijn aan deze aangelegenheid onze ernstige aan
dacht te moeten wijden, ons aan het hoofd wetend van
„een plaats, die militaire belangen wil waardeeren en liever
„ziet, dat het garnizoen zich uitbreidt dan dat het wordt
„ingekrompen.
„Onafhankelijk van de aangelegenheid der verlofsofficieren-
„scholen werd in gemelden dezerzijdschen brief dit punt ter
„sprake gebracht, en wij verklaarden ons bereid de uitbrei
ding van oefeningsgelegenheid te bevorderen, zoo het moest-
„met eenige financieele opoffering.
„Wel meenden wij er onmiddellijk op te moeten wijzen,
„dat van die offers Breda eer minder dan de omliggende
„gemeenten het er tegenover staande profijt zoude hebben,
„omdat onze kleine gemeentelijke oppervlakte niet alle
„kazernes omvat en nog minder de militairen, die door
„vestiging van het garnizoen aan de gemeente voordeel
„kunnen brengen. Wij meenden intusschen, ook in verband
„met de in het zicht zijnde oplossing van het grenzenvraag-
„stuk, in bedoelde richting werkzaam te kunnen zijn.
„Ons standpunt en onze gedachtengang mochten de in-
