546 29 NOVEMBER 1926. De heer HORNIX Bij de Bank van Leening gebeurde het ook steeds. De heer CERUTTI heeft indertijd reeds gezegd, dat al dat nazien van staten en rekeningen monnikenwerk is. ten zij de commissie het onderzoek aan een accountant kan opdragen. De VOORZITTER noodigt den heer Hornix uit, zijn amendement schriftelijk in te dienen. Men kan deze kwestie dan eens op zijn gemak bezien. De heer HORNIX komt er tegen op, dat het nazien van die staten en rekeningen monnikenweik zou zijn. Het is hem er om te doen, de jaarlijksche taak van de commissie tot het nazien van de rekening te verlichten. Spr. zal aan de uitnoodiging van den Voorzitter gevolg geven. De VOORZITTER stelt voor, de verdere behandeling van dit artikel aan te houden tot de volgende vergadering. Daartoe wordt besloten. Artikel 40. De heer HAALMAN vraagt naar de beteekenis van de 2de alinea van dit artikel. De heer PELSTBR antwoordt, dat de bedoeling daarvan is, dat Burgemeester en Wethouders wèl medestemmen over de bestemming van de winst. De heer CERUTTI merkt op, dat vaststelling van de balans vóór 1 Juli in de practijk nooit gebeurt. Spr. wil daarom de woorden „zoo mogelijk" invoegen; men komt dan niet in strijd met de bepaling der verordening.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1926 | | pagina 546