29 NOVEMBER 1926.
551
verordening, regelende de samenstelling en den werkkring
der commissie van bijstand, bepaalt, dat de leden dier com
missie zoowel afzonderlijk als te zamen voor de vervulling
harer taak steeds toegang heeft tot de inrichtingen der
bedrijven met al wat daartoe behoort. Dit slaat dus ook
op de boekhouding. Spr. wijst in dit verband op de tegen
strijdigheid tusschen de voorgestelde bepaling in de instructie
van den boekhouder en die der bestaande verordening. Spr.
zegt, dat, indien men als lid van die commissie zijn taak
naar behooren wil vervullen, men zich dan individueel op
de hoogte moet stellen van den gang van zaken bij het
bedrijf en al wat daartoe behoort, maar dan moet men
daartoe ook in de gelegenheid worden gesteld.
De VOORZITTER Bent U bevreesd, dat de directeur
geen toestemming zal geven
De heer HAALMAN De Commissie van bijstand staat
boven den directeur.
De heer CERUTTI heeft bezwaar tegen het afgeven van
bescheiden aan een lid, niet tegen het verstrekken van
inlichtingen.
De heer APPELBOOM kan zich voorstellen, dat men
bezwaar heeft tegen het afgeven van bescheiden aan een
lid. Hij kan zich echter ook indenken, dat het voor de
commissie bezwaarlijk kan zijn om in pleno bescheiden in
te zien of inlichtingen in te winnen. Spr. zou de desbetref
fende bepaling zoodanig willen wijzigen, dat de commissie
een of meer leden kan delegeeren beide bezwaren zijn dan
ondervangen. In plaats van „den voorzitter van de Com
missie van bijstand" zou dan moeten worden gelezen „de
commissie van bijstand, een of meer door deze commissie
aangewezen leden, enz.