556 29 NOVEMBER 1926 In 1924 en 1925 bedroeg dit aantal op het einde van de derde week der maand November, toen tengevolge van de ingevallen vorst reeds verschillende vaklieden (grootendeels bouwvakarbeiders) werkloos waren, resp. 162 en 216. Deze vaklieden trokken toen uit hun werkloozenkassen, doch de toestand is nu zóó, dat er meer „uitgetrokkenen'' zullen zijn dan verleden jaar. Volgens de voorschriften van den Minister van Arbeid n.l. mogen de uitkeeringen van bijna alle werkloozenkassen tegenwoordig slechts tweemaal per jaar worden gedaan en wel de helft in het le halfjaar en de andere helft in het 2e halfjaar, zoodat de 81 personen, die thans nog uit diverse werkloozenkassen steun genieten, zeer spoedig zullen behooren tot de „uitgetrokkenen", wier aantal op het oogenblik reeds 30 bedraagt. Nadat door den Directeur der Arbeidsbeurs een onder zoek was ingesteld, heeft op initiatief van Spr. op 19 No vember j.l. een bespreking omtrent deze aangelegenheid in de Commissie van advies plaats gehad, waarvan het resul taat is geweest, dat zij bij Burgemeester en Wethouders meende te moeten aandringen op een voorloopige steun regeling in afwachting van werkverschaffing of werkver ruiming, De Commissie neemt nog steeds het standpunt in, dèt alleen aan „uitgetrokkenen" steun behoort te worden verleend de niet-verzekerden wenscht zij buiten beschouwing te laten. Dit is trouwens niet alleen het standpunt der Commissieook de Raad heeft bij vorige gelegenheden steeds de niet-verzekerden naar het Burgerlijk Armbestuur verwezen. Had de tijd daartoe niet ontbroken, dan zouden Burge meester en Wethouders ongetwijfeld met een voorstel zijn gekomen om iets voor de werkloozen te doen. Spr. moest echter de vorige week eenige dagen voor gemeente-zaken buiten de stad zijn en nu was het voor de andere leden van het College moeilijk gedurende zijn afwezigheid de zaak af te doen. Ten slotte geeft Spr. den Voorzitter in overweging, nog

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1926 | | pagina 556