558
29 NOVEMBER 1926.
De heer Moll heeft een in excuseerenden trant betoogd,
waarom Burgemeester en Wethouders nog niet meteen voorstel
tot steun ver leening zijn gekomen. Voor verontschuldiging is niet
het minst reden; dit zal de Commissie in zake werkloosheid, die
juist dezer dagen met een advies kwam, ongetwijfeld toe
geven. Spr. vindt het nog niet noodig al kan een en
keling moeilijkheden hebben om hals over kop een
voorloopige steunregeling in het leven te roepen. Dit wil
niet zeggen, dat Spr. persoonlijk afwijzend tegenover elke
steunverleening staat, maar men moet niet uit het oog ver
liezen, dat men ook uit financieel oogpunt de zaak behoor
lijk moet bezien, vooral wijl een begrooting in deze uiterst
moeilijk is te maken. Ook doet zich de moeilijkheid voor,
wat men moet doen ten opzichte van andere categorieën,
die door deze regeling niet geholpen worden, b.v. de on
georganiseerden dit zijn toch ook menschen. Verder ko
men er vragen bij op omtrent de steunverleening van het
Armbestuur. Kortom, met moet in deze bedachtzaamheid
betrachten
De heer KROONE blijft bij zijn hier reeds vroeger ver
kondigde meening, dat het hierbij niet gaat om het aantal
al was er maar één enkele werklooze, dan moet men dien
nog helpen.
Voorts zegt Spr. van meening te zijn, dat de Commissie
van advies toch niet met zulke ver gaande voorstellen zal
komen, dat het gevaarlijk zou zijn deze tijdelijk in werking
te stellen. Hij is van oordeel, dat degenen, die aan een
werkloozenkas betalen, eenigen voorsprong moeten hebben
op hen, die zich niet tegen werkloosheid verzekerd hebben.
Ten slotte verzoekt Spr. nogmaals, de door de Commissie
voorgestelde regeling alvast tijdelijk van kracht te doen
zijn.
De heer VAN WERKHOOVEN merkt op, dat, al is
het aantal werkloozen niet zoo groot, de toestand voor den