14 DECEMBER 1926
585
van 29 Juni 1924. Het is wel merkwaardig, dat men. nu
deze regeling door het in functie treden van den Geneesheer-
Directeur eerst op 1 December j.l. in werking is getreden,
thans reeds zou kunnen constateeren, dat zij niet goed
werkt. Daarbij komt nog, dat in de verordening, regelende
de samenstelling en den werkkring van de commissie een
lange reeks van zaken wordt genoemd, waarmede zij is
belast. Wat moet daarvan terecht komen, als de commissie
is opgeheven? Spr. is er dan ook van overtuigd, dat deze
commissie absoluut deel uitmaakt van den gereorganiseerden
geneeskundigen dienst. Er bestaat op het oogenblik geen
enkele aanleiding om haar op te heffen de Raad zou zich
zelfs belachelijk maken als hij daartoe overging. Spr. kan
dan ook zijn stem niet aan dit voorstel geven, tenzij alsnog
motieven kunnen worden aangevoerd, welke den doorslag
geven.
De heer HORNIX is ten zeerste verwonderd, dat Bur
gemeester en Wethouders juist met dit voorstel komen, nu
het conflict met de geneesheeren verscherpt is. Spr. sluit
zich aan bij het betoog van den heer Haaiman.
De heer MOLL zegt, naar aanleiding van de opmerking
van den heer Haaiman, dat de Raad zich belachelijk zou
maken als hij thans tot opheffing der commissie overging,
dat dit college zich in het minst niet zal blameeren door
zulks wèl te doen, daar zij geen reden van bestaan meer
heeft. Haar voornaamste taak, de controle op^ de werking
van het Algemeen Ziekenfonds met betrekking tot hen, die
voor rekening der gemeente zijn ingeschreven hls leden van
dat Ziekenfonds, is komen te vervallen de tommissie is
daardoor een overbodige schakel in de keten geworden. De
Geneesheer-Directeur zal nieuwe voorstellen tot reorganisatie
van den dienst gereed maken.
Den heer HORNIX lijkt het 't beste die voorstellen
eerst af te wachten en daarna te beoordeelen, of tot op-