586 14 DECEMBER 1926. heffing der geneeskundige commissie dient te worden overgegaan. Den heer MOLL komt het beter voor. die overbodige schakel meteen te verwijderen. De heer HORNIXDan wordt de verordening niet nageleefd. De heer MOLL zegt, dat de heer H o r n i x blijkbaar niet begrijpt, dat de ondergrond van die verordening is vervallen, doordat het contract met het A. A. Z. B. is opgezegd en ook tengevolge van de regeling van 30 juli j 1. De heer Cohen is wat voorbarig met zijn voorstel tot instelling eener nieuwe commissie men dient eerst de voor stellen van den Geneesheer-Directeur af te wachten. De heer APPELBOOM kan zich niet met de opvatting van den heer Moll vereenigen, dat alleen door de op zegging van het contract met het A. A. Z. B. de onder grond der verordening is vervallen, daar het toezicht op de naleving van dat contract slechts een onderdeel van den gereorganiseerden dienst uitmaakte. De inschrijving in het Ziekenfonds is er trouwens eerst later bij gekomen zij was aanvankelijk niet in den opzet van het reorganisatieplan opgenomen. Het is dus slechts een onderdeel En al zou nu inderdaad de ondergrond vervallen zijn, dan zou de geheele verordening moeten worden ingetrokken, doch daaruit niet alleen de commissie worden gelicht. Spr. kan zich voorstellen, dat men zich op het standpunt stelt, dat de geheele zaak moet worden opgeheven en dat de Direc teur nieuwe voorstellen tot reorganisatie van den dienst zal hebben te ontwerpen men weet dan tenminste waaraan men toe is, maar een partieele opheffing is niet goed te praten. Ten slotte wenscht Spr. nog een vraag te stellen, n.l. dezeWat is de taak van den Geneesheer-Directeur ten opzichte van de behandeling der armlastige patiënten 1

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1926 | | pagina 586