592 14 DECEMBER 1926 De VOORZITTER: Het Dagelijksch Bestuur zit hier, niet elders in de stad. De heer APPELBOOM is voornemens bij de a s be handeling van de gemeentebegrooting het beleid van Bui- gemeester en Wethouders in deze te belichten. Spr. hoopt, dat de Raad te voren behoorlijk zal worden ingelicht om trent den stand van zaken. De VOORZITTER: Burgemeester en Wethouders zul len een nota tot den Raad richten. De heer APPELBOOM zal thans niets meer over deze zaak zeggen. Wat het antwoord op zijn vraag betreft daaruit blijkt, dat de toestand ongewijzigd is. biet Gemeen tebestuur blijft zich op het standpunt stellen, datdegenees- heeren de armlastige patiënten tegen bepaalde tarieven hebben te behandelen. Spr. gelooft niet, dat dit het juiste standpunt is. De heer COHEN verklaart, dat het voor hem de groote vraag is, of de doctoren de armlastige patiënten wel zullen helpen hij vreest, dat dit niet zal geschieden. Spr. dringt er op aan, den Geneesheer-Directeur de behandeling van die patiënten op te dragen, want men kan hen toch niet aan hun lot overlaten. De heer Moll is van meening, dat men met de instel ling eener commissie van bijstand beter kan wachten tot de voorstellen van den Geneesheer-Directeur verschenen zijn. Spr. is echter van oordeel, dat het ten zeerste aanbe veling verdient juist nu tot de instelling van een zoodanige commissie over te gaan; zij kan zich dan met den Directeur beraden over de plannen tot reorganisatie van den genees kundigen dienst. Spr. beveelt zijn voorstel dan ook warm bij den Raad aan. De heer HAALMAN vindt het door den heer Moll

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1926 | | pagina 592