14 DECEMBER 1926
593
gehouden betoog voor opheffing der commissie niet af
doende. Spr. kan diens opvatting, dat de basis der regeling
vervallen zou zijn, niet deelen. Spr. tracht met de veror
dening in de hand aan te toonen, dat de Geneeskundige
Dienst in zijn tegenwoordigen vorm nog steeds reden van
bestaan heeft, daar slechts één onderdeel, de inschrijving in
het Algemeen Ziekenfonds is vervallen de commissie
behoort dus z.i. gehandhaafd te blijven, tenzij op zekere
gronden aangetoond kan worden, dat het beter is haar op
te heffen. Nu daarvoor geen deugdelijke motieven zijn aan
gevoerd, kan Spr. zijn stem aan dit voorstel niet geven.
Wat het voorstel van den heer Cohen aangaat, zegt
Spr., dat de daarin bedoelde commissie er geen van bijstand
zal moeten zijn, doch een van voorbereiding. Indien de heer
Cohen zijn voorstel in dien zin wijzigt, kan Spr. er zich
volkomen mede vereenigen
De heer_HORN!X vraagt, wat er met de armlastige
patiënten gebeurt, als de doctoren weigeren hen te behan
delen
De heer MOLL zegt, dat de heer Haaiman tot sta
ving van zijn betoog verscheidene verordeningen en
instructies heeft genoemd, welke vervallen zijn de geheele
taak van de commissie is als het ware weggevaagd. Spr.
begrijpt dan ook niet welk nut het nog heeft haar te doen
voortbestaan.
De heer HORN1X: Men kan haar om advies vragen in
zake het conflict.
De heer HAALMAN is van meening, dat men beter den
geheelen inhoud van het z.g. groene boekje kan doen ver
vallen dan alleen de commissie opheffen.
De heer MOLL Mij ook goed.