594 14 DECEMBER 1926 De heer APPELBOOM zal voor het voorstel van Bur gemeester en Wethouders stemmen, omdat hij bij voortbe staan der commissie toch geen verwachtingen koestert ten opzichte van de samenwerking tusschen de deskundige leden dier commissie en Burgemeester en Wethouders. Het was echter juister geweest alle op den geneeskundigen dienst betrekking hebbende verordeningen in te trekken. De VOORZITTER merkt op, dat deze reorganisatie van den geneeskundigen dienst nooit in zijn geheel heeft gewerkt. Den 30sten Juli 1.1. heeft de Raad het besluit ge nomen tot instelling van een directoraat bij dien dienst. Dit nu brengt mede, dat de positie van de Geneeskundige Commissie, zooals die vroeger is gedacht, is komen te ver vallen. De Directeur moet thans plannen ontwerpen om de zaak weer op pooten te zetten. Later kan overwogen wor den, of er een commissie van bijstand in het leven dient te worden geroepen. De heer Appelboom heeft gevraagd, of dé Directeur niet met de behandeling der armlastige patiënten kan worden belast. Spr. moet daarop ontkennend antwoorden. Het is nooit de bedoeling van den Raad geweest hem daarmede te belastende Directeur is alleen leider. Als men daartoe zou overgaan, dan zou van andere zijde gezegd worden „Dat is juist waar wij heen moeten; nu kan hij niets anders doen". Burgemeester en Wethouders zullen blijven trachten het conflict op te lossen en wel op de meest fatsoenlijke wijze. De heer COHEN verzoekt zijn voorstel in stemming te brengen. De VOORZITTER: Een commissie van bijstand kan alleen op voorstel van Burgemeester en Wethouders wor den ingesteld. De heer COHEN zegt, dat hij zijn voorstel zoodanig

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1926 | | pagina 594