14 DECEMBER 1926 605 Spr. denkt, dat men niet lang zal behoeven te zoeken om een gelegenheid tot werkverschaffing te vinden. Wat de voorgestelde steunregeling betreft, sluit Spr. zich aan bij den heer M e ij v i s, die het betreurt, dat den Raad niet het ontwerp der commissie is overgelegd het advies dier com missie is daardoor niet volledig. Spr. is het ook met den heer M e ij vis eens, dat men de ongeorganiseerden niet aan hun lot kan overlaten. Spr. gelooft echter, dat het niet zoo gemakkelijk zal zijn in deze direct het juiste percentage te vinden. Ook kunnen de uitkeeringen niet via de werk- loozenkassen worden gedaan zij zullen over het Burgerlijk Armbestuur moeten loopen. Men zou dus dienaangaande een regeling moeten treffen met die instelling. Doch in de allereerste plaats dient men hieromtrent een principieele uitspraak van den Raad uit te lokken. Spr. dient derhalve de volgende motie in „De Raad der gemeente Breda van oordeel, dat „alhoewel zij, die zich tegen werkloosheid verzekeren, in de „allereerste plaats dienen te worden geholpen -ook voor „die werkloozen, die niet bij een werkloozenkas zijn aan- „gesloten, iets moet worden gedaan „besluit tot dat doel een extra crediet te verleenen van „f 1500 aan het Burgerlijk Armbestuur en dit college uit „te noodigen een steunregeling in het leven te roepen ten „behoeve van de niet bij een werkloozenkas aangesloten „werkloozeneen en ander in overleg met het College van „Burgemeester en Wethouders en de commissie van advies „in zake de werkloosheidszorg." De Raad is dan niet aan een percentage gebonden. De VOORZITTER doet voorlezing van de motie- Haaiman en merkt op, dat het beter zou zijn geweest, Burgemeester en Wethouders uit te noodigen om in overleg met het Burgerlijk Armbestuur en de Commissie van advies in zake de werkloosheidsverzekering en arbeidsbemiddeling een steunregeling in het leven te roepen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1926 | | pagina 605