612
14 DECEMBER 1926
Tegenover Spr.'s argument, dat vele werkgevers hier ter
stede niet dulden, dat hun personeel zich organiseert, heeft
Wethouder Moll aangevoerd, dat men zich toch verze
keren kan tegen werkloosheid al is men niet georganiseeid-
Spr. zou den arbeiders niet durven aanraden dien weg te
volgen, aangezien hij niet weet, of dat wel een goede ver
zekering is.
Tenslotte verklaart Spr. als buitengewoon uitzonderings
geval voor de motie-Haaiman te zullen stemmen, a! kan
hij allerminst dwepen met de door den heer Haaiman
voorgestane regeling om de uitkeeringen via het Burgerlijk
Armbestuur te doen plaats hebben. Het hoofdmotief daar
voor is gelegen in het feit, dat de uitkeeringen van het
Burgerlijk Armbestuur veel te laag zijn.
De VOORZITTER moet er tegen opkomen, dat de heer
Me ij vis hier openlijk den arbeiders afraadt zich buiten
de organisaties tegen werkloosheid te verzekeren. Spr. vindt
dit geen goeden klank in het debat.
De heer HAALMAN kan zich vereenigen met hetgeen
er gezegd is over het aansluiten van niet-verzekerden bij
een werkloozenkas, maar hij is van meening, dat men die
menschen toch niet zonder eenige hulp kan laten. Het is
heel gemakkelijk te zeggen Ga maar naar het Burgerlijk
Armbestuur. Maar Spr. zou den heer K r o o n e toch wei
eens willen vragen, of hij de verantwoordelijkheid daarvoor
op zich zou durven nemen.
Spr. heeft in zijn motie een crediet genoemd, maar men
zit niet vast aan dat bedrag het Burgerlijk Armbestuur
zal ten slotte moeten uitmaken, hoeveel er noodig is. Vast
staat evenwel, dat de uitkeeringen, welke tegenwoordig
door die instelling worden gedaan, niet voldoende zijn om
in de dagelijksche behoeften te voorzien. Spr. maakt het
Burgerlijk Armbestuur daarvan geen verwijt waar het de
uitkeeringen aan armlastigen betreft, maar het geldt hier