14 DECEMBER 1926. 613 werkloozen en dezen kunnen niet met armlastigen worden gelijkgesteld. De heer LOOMANS zou niet weten waarom men het Burgerlijk Armbestuur dit crediet zou verleenenals dit college geldt te kort komt, zal het zelf wel daarom vragen door een suppletoire begrooting in te dienen. Spr. zal dan ook tegen de motie-H a a 1 m a n stemmen. De heer KORTEWEG zal de motie-H a a 1 man steu nen. Spr. is het met de heeren Haaiman en Me ij vis eens, dat het Burgerlijk Armbestuur zeer matig is in zijn uitkeeringen. Het is volkomen waar, dat deze menschen zich tegen werkloosheid hadden kunnen verzekerendoch Spr. zou hen ditmaal nog willen helpen. Deze motie geldt dan ook als een laatste waarschuwing. De heer KROONE verklaart, met een gerust geweten deze steunregeling, zooals zij hier ligt, te aanvaarden. Het is den niet-verzekerden arbeiders tot in den treure voorge houden zich tegen werkloosheid te verzekeren. Bij aanne ming van de motie-H a a 1 m a n vreest Spr. voor de consequenties. Spr. wil hen niet uitsluiten van eenige ondersteuning, maar hij is nu eenmaal van oordeel, dat zij naar het Burgerlijk Armbestuur behooren te worden ver wezen. Ook Spr. zou gaarne zien, dat deze instelling wat hoogere uitkeeringen deed. Misschien, dat zij in het hier gesprokene aanleiding vindt om daartoe over te gaan. Met de motie-Haaiman kan Spr. zich echter niet vereenigen. De heer MOLL vindt, dat de Raad zich geweldig zou blameeren door de motie-H a a 1 m a n aan te nemen, wijl dit college nu al driemaal achtereen de niet-verzekerden van steunverleening heeft uitgesloten. De motie-H a a 1 m a n wordt daarop in stem ming gebracht en verworpen met 11 tegen 8 stemmen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1926 | | pagina 613