14 DECEMBER 1926.
617
De heer MOLL wijst er op. dat door aanneming van
het amendement-S peyart van Woerden een groot
deel van de werkloozen juist in het hartje van den winter,
n.l. half Februari, weder zonder eenige uitkeering zou
komen te staan. Spr. kan er zich dan ook niet mede ver
eenigen.
De heer SPEYART VAN WOERDEN licht zijn amen
dement nog nader toe. Spr. erkent, dat hetgeen de heer
Moll heeft gezegd juist is maar mag dat een reden zijn
om in dezen tijd een steunregeling aan te nemen, die nog
verder gaat dan in den ergsten crisistijd
De heer MOLL zegt, dat men toentertijd nog „dubbel-
uitgetrokkenen" had. Tengevolge van dit amendement
zullen de bouwvakarbeiders, die omstreeks half Februari
wederom tot de „uitgetrokkenen" zullen behooren, dan van
iederen steun verstoken zijn.
De heer HAALMAN merkt op, dat de nog-niet-recht-
hebbenden niet onder deze bepaling vallen.
De heer KROONE vraagt, welke de interpretatie van
deze bepaling zal zijn, indien het amendement van den heer
S p e y a r t mocht worden verworpen.
De VOORZITTER antwoordt, dat bedoeld amendement
niet anders beoogt dan den tijdsduur van de uitkeering.
De heer SPEYART VAN WOERDEN merkt nog op,
dat bij aanneming van zijn amendement belanghebbenden
toch nog tot in Maart uitkeering zullen ontvangen.
Het amendement-S peyart van Woer
den wordt daarop in stemming gebracht en
verworpen met 11 tegen 8 stemmen.