642
30 DECEMBER 1926.
„dat, wat het eventueel stellen van „nadere eischen" betreft,
„het beroep mogelijk zal blijven daarin wordt, zonder dat
„aanvulling noodig is, door art. 112 der Bouwverordening
„voorzien.
„Eenontwerp-raadsbesluit moge hierbij worden overgelegd."
De heer HAALMAN kan met dit voorstel niet medegaan,
Spr. heeft daartegen een principieel bezwaar en wel dit, dat
er door getornd wordt aan de bevoegdheden van den Raad.
Op die wijze voortgaande zou de Raad op den duur ver-
keeren in een stemcollege. Door de voorstanders van deze
wijziging wordt aangevoerd, dat de afdoening van aanvragen
om ontheffing van art. 15 daardoor bespoedigd zal worden.
Spr. erkent de juistheid van dit argument ten volle, maar
de autonomie van den Raad weegt voor hem het zwaarst.
Ook is het voor Spr. een onoverkomelijk bezwaar, dat er
bij afwijzende beschikking van Burgemeester en Wethouders
geen beroep open staat bij den Raad.
De heer COHEN heeft indertijd uitvoerig betoogd, waarom
deze bevoegdheid bij den Raad moet blijven. Toentertijd
bestond er evenwel nog beroep van de uitspraak van Bur
gemeester en Wethouders op den Raad, doch thans ook
niet meer. Spr. gelooft dan ook, dat de Raad goed zal doen
door terug te komen op zijn vroeger besluit en de oude
redactie van art. 15 te herstellen. Spr. doet daartoe het
voorstel.
De heer VAN VEEN steunt het voorstel van den heer
Cohen, omdat, als overeenkomstig den wensch van Ge
deputeerde Staten de aanvulling van art. 111 komt te
vervallen, er dan geen beroep op den Raad meer open
staat van een afwijzende beschikking van Burgemeester en
Wethouders.
De VOORZITTER U kunt eenvoudig tegen het voorstel
van Burgemeester en Wethouders stemmen.