674
30 DECEMBER 1926.
gesloten overeenkomst. Bij die gelegenheid is uiting gegeveri
aan het verschil van gevoelen in de Geneeskundige Com
missie over de aanstelling van een geneesheer-directeur en
werd eveneens te kennen gegeven, dat van de zijde dei-
medici ongeneigdheid bestond tot medewerking daaraan. In
de vergadering van 21 Mei 1926 wordt daarop door het
College voorgesteld, over te gaan tot definitieve benoeming
van een geneesheer-directeur aangedrongen werd op spoed,
met het oog op het beëindigen van de overeenkomst met
het Algemeen Afdeelingsziekenfonds „Breda" op 1 Septem
ber 1926. Na die opzegging is de moeilijkheid ontstaan, hoe
te handelen met de armlastige patiënten. Men had gedurende
de werking dezer overeenkomst de vrije artsenkeuze. AI is
gebleken, dat deze in de practijk niet in die mate voldeed
als werd verwacht, neemt zulks niet weg, dat dit systeem
als het meest gewenschte onder de oogen had moeten
worden gezien.
Dan volgt de raadsvergadering van 30 Juli 1926, welke
aanleiding is geweest tot het conflict. Aan deze vergadering
ging vooraf een nota van Burgemeester en Wethouders van
23 Juli 1926. In die raadsvergadering werd besloten een
oproeping te plaatsen voor den nieuw te benoemen genees
heer-directeur. En nu moet Spr. één opmerking van het
hart. In den tijd tusschen 5 Februari en 30 Juli 1926, ge
durende welke is geïnformeerd geworden naar verschillende
systemen in andere plaatsen, is niet gehoord geworden de
Geneeskundige Commissie. Zij is niet gehoord over de op
zegging van het contract met het Algemeen Afdeelings-
Ziekenfonds „Breda" niet over de ontworpen nieuwe
reorganisatie, niettegenstaande die commissie, volgens artikel 8
harer instructie, belast is met de algemeene leiding van den
Gemeentelijken Geneeskundigen Dienst en tot het dienen
van bericht en advies aan den Raad en het College. Voorts
is in artikel 12 van gemelde instructie opgenomen, dat de
commissie minstens eenmaal per maand vergadert. Wel was
die commissie goed genoeg om een deskundige minderheid