30 DECEMBER 1926'. 675 af te maken. Spr. is van oordeel, dat het College hier in zijn plicht is te kort geschoten. Nu hebben we een geneesheer-directeur voor wien geen instructie is vastgesteld. Deze instructie had er kunnen zijn daar het College naast zich had een commissie, welke zoo danige instructie kon ontwerpen. Dezelfde commissie werd ook niet gehoord tijdens de typhus-epidemie, en ook hierin meent Spr. een minder juist optreden van het College te moeten signaleeren. De nota van 23 Juli 1926 ontvouwt een nieuw plan. Hierin is opgenomen een hoofd-ambtenaar en daarnaast een plaats vervanger tevens hulp tegen een jaarlijksche vergoeding van f 1000. Deze nota werd op 30 Juli d. a. v. in den Raad behandeld. De heer Appelboom heeft toen een waar schuwend woord doen hooren en op een eventueel conflict met de doctoren gewezen. De nieuwe organisatie week in zooverre af van de vorige, dat daarin niet meer waren opgenomen twee gemeente- geneesheeren, doch slechts een plaatsvervanger tevens hulp. Nu kan het zijn, dat er door de veranderde functie van den directeur geen plaats meer was voor twee geneesheeren. Spr. weet dit niet zeker, want de directeur heeft geen instructie, waaruit dit valt op te maken. De straks door Spr. genoemde tweede formaliteit jegens de twee ontslagen ge neesheeren werd door dit voorstel onmogelijk. Spr. is er van overtuigd, dat het College zal toegeven, dat op 29 September 1925 hun voornemen ten opzichte der twee gemeente-geneesheeren niet is geweest zooals in de nota van 23 Juli 1926 is ontvouwd, daar het dan toentertijd anders zou hebben gehandeld ten hunnen opzichte. En hier mede meent Spr. duidelijk den toestand geteekend te hebben. In ieder geval meent Spr., dat de Raad zal erkennen, dat, zoo hij op 29 September 1925 had geweten, dat de beide geneesheeren voorgoed van de baan zouden worden ge schoven, hij anders zou hebben gehandeld. Dat bij het voorstel van 23 Juli 1926 met de ontslagen gemeente-ge-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1926 | | pagina 675