680 30 DECEMBER 1926. een eisch van goed beleid was, bedoelden brief op 3 De cember af te doen. Door het niet-afdoen werden de ver houdingen nog meer geprikkeld. In elk geval hadden Bur gemeester en Wethouders niet eerst op het eind der periode een besluit moeten nemen. Er bleef immers toch een kleine kans, dat de gevraagde vergoeding niet zou worden toege kend. Jammer is het volgens Spr., dat men de overeenkomst met dr. Houben niet schriftelijk heeft vastgelegd en alles door middel van de telefoon heeft afgedaan. Komende tot het slot van zijn betoog, vraagt Spr. zich af, of door deze beide feiten de uiterste grens was bereikt en of deze vol doende aanleiding zijn geweest om de voorgestelde arbitrage niet te laten doorgaan. Spr. meent, dat dit niet het geval is. Hij had het gewaardeerd als het College bedoeld voorstel, dat loyaal gedaan werd, wat blijkt uit de personen, waaruit men zich had voorgesteld den onzijdigen derde te kiezen, desondanks toch had aanvaard. Thans komt het College met het voorstel om een tweeden geneeskundige in vasten dienst te benoemen. Hiermede wordt het tafellaken doorgesneden en sluit men elke moge lijkheid uit om dr. Hofman in den nieuwen dienst op te nemen. Men sluit mede elke poging tot het herstellen van den vrede uit. De nieuwe functionaris mag naast zijn ambt de vrije praktijk uitoefenen en is daardoor bovendien een concurrent van de Bredasche medici. Voor dezen tweeden ambtenaar is ook geen instructie vastgesteld, alhoewel wij een directeur hebben, die in de gelegenheid is geweest een zoodanige instructie te ontwerpen. De armlastige zieken zijn van het kastje naar den muur gestuurd, daar wij een directeur hebben aangesteld, die de armenverzorging niet tof taak heeft. De tweede ambtenaar is hiermede wèl belast en moet bij vervanging zelfs de geheele functie waarnemen. Spr. heeft eenigszins uitvoerig moeten zijn en heeft het conflict gegeven in zijn ontstaan, in zijn groei en in zijn mogelijke beëindiging door arbitrage, geleid door een on partijdig derde. Spr. zou daarop willen aandringen, daar dit

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1926 | | pagina 680