30 DECEMBER 1926.
681
de eenige goede oplossing is. Geen van beide partijen geeft
dan wat prijs, geen offer behoeft te worden gebracht, geen
knieval behoeft te worden gedaan. Men geve de kwestie in
handen van een commissie van drie leden met onzijdigen
voorzitter, welke de beslissing brengt. Daardoor zal mogelijk
bewaarheid worden de spreuk, welke op initiatief van den
Voorzitter van den Raad in deze zaal is aangebracht ge
worden „De heilige eendracht is het zout, dat huis en stad
in wezen houdt."
De VOORZITTER merkt op, dat men voor eendracht
van goede gezindheid moet zijn,
De heer APPELBOOM kan na het gesprokene door de
vorige Sprekers en speciaal na de eminente rede van den
heer S p e y a r t van Woerden kort zijn. Laatstgenoemde
heeft er de aandacht op gevestigd, dat de tegenpartij zoo
weinig in de gelegenheid is geweest haar meening aan den
Raad te doen kennen. Zij kan wel stukken inzenden aan
Burgemeester en Wethouders, doch dan moet zij maar af
wachten, of deze aan den Raad zullen worden overgelegd.
Daarom heeft Spr. aan dr. Houben verzocht, hem een
uiteenzetting van den toestand te willen verstrekken; deze
heeft hieraan gevolg gegeven en een nota gezonden aan alle
leden van den Raad.
De VOORZITTER Niet aan mij een kleine omissie.
De heer APPELBOOM verzoekt, de nota van dr. Hou-
b e n*) in de notulen op te nemen Spr. kan er dan van
afzien haar hier voor te lezen.
<1
Deze nota luidt als volgt
„Bij de 3e alinea van de nota van het College van Burgemeester en
Wethouders, d.d. 21 December j.l. kan worden opgemerkt
le. Het Bestuur van de Afd. Breda en omstreken van de Nederlandsche
Mij ter Bevordering der Geneeskunst heeft zich vóór 30 Juli niet tot het
Gemeentebestuur gewend aangaande de voornaamste grief, zijnde „het
snelle ontslag der beide Gemeentegeneesheeren in Sept. 1925", omdat ze
voor dien datum dit ontslag als een formaliteit beschouwde, welke gevolgd