682
30 DECEMBER 1926
De VOORZITTER zegt, dat daartegen in dit geval geen
bezwaar bestaat, als de Raad geen bedenking heeft.
De heer APPELBOOM zegt vervolgens, dat Burgemees
ter en Wethouders hem er van hebben beschuldigd het
conflict te hebben uitgelokt. Spr. ontkent dit aan de hand
van de feiten ten stelligste hij heeft indertijd slechts een
waarschuwend woord gesproken. Het verheugt Spr. dan ook
uitermate, dat de heer Speyart van Woerden dit
eveneens in zijn betoog heeft doen uitkomen.
Zooals reeds vanavond is vastgelegd, wist de Genees
kundige Kring niet beter dan dat het ontslag der beide
geneesheeren, welk ontslag met de reorganisatie zou gepaard
gaan, niets anders was dan een formaliteit, welke gevolgd
zou worden door een benoeming tot gemeente-geneesheer
in den nieuw in te stellen dienst. Als Spr. zich niet vergist,
heeft Wethouder Feber indertijd dooreenige deskundigen
voor bedoelde twee doctoren een instructie doen ontwerpen
als schoolarts. Deze instructie zal wel in de archieven te
vinden zijn. Als dat zoo is, dan is het toch wel zeer duidelijk,
dat het steeds in de bedoeling heeft gelegen, de ontslagen
geneesheeren opnieuw te benoemen. Niemand heeft er vol
gens Spr. dan ook ooit aan gedacht, dat bedoelde doctoren
als gemeente-geneesheer voorgoed van de baan waren. Tot
dusver is duister gebleven de datum, waarop bij Burgemees
ter en Wethouders het besluit rijp is geworden om niet
meer over te gaan tot benoeming van beide ontslagen ge
neesheeren. Op 28 April van het jaar diende de heer Moll
nog een nota in aan Burgemeester en Wethouders, waarin
ten aanzien van de geneeskundige behandeling drie moge-
zou worden door een benoeming tot Gèmeentegeneesheer, zooals dit in he
Gemeenteblad No. 403 1925 (Groene Boekje) op blz. 23 in art. 1 en vol
gende staat beschreven.
Op blz. 23 Art. 1 staat weliswaar niet, dat juist aan de ontslagen Ge-
meentegeneesheeren deze functie zou worden opgedragen, doch het lag
voor de hand, dat zij, die steeds naar genoegen van het Gemeentebestuur
hun werk hadden verricht, hiervoor in aanmerking zouden komen. Zoo
was tenminste hunne opvatting, die van den Kring, van de Gemeentelijke
Geneeskundige Commissie en, naar ik meen, ook van Burgemeester en