30 DECEMBER 1926. 687 Spr. erkent, dat het beter ware geweest die ingezonden stukken met „Geneeskundige Kring" te onderteekenen. De VOORZITTERMoet de Raad zich nu op inge zonden stukken gaan baseeren De heer APPELBOOM Neen, maar U en de Wethou ders hebben zich nooit de moeite getroost zich ter bevoegder plaatse op de hoogte te stellen. Dit is ten zeerste te betreu ren, want dan hadden wij dit conflict niet gekend. De heer PELSTER Waarom zijn bedoelde ingezonden stukken niet onderteekend door den Geneeskundigen Kring? De heer APPELBOOM Daartegen scheen bezwaar te bestaan. Ik betreur dit ook. Tot 23 Juni wist de Kring niet beter, of de twee doctoren zouden opnieuw worden aange" steld. En in dat licht bezien was de nota van dien dag een klap in het aangezicht van den Kring. Wat bleef in die omstandigheden den doctoren anders over dan op het ge beurde de aandacht te vestigen door middel van ingezonden stukken. Spr. betreurt, dat de heer Moll het weer noodig heeft gevonden om door zijn interrupties tijdens de rede van den heer Speyart van W o e r d e n de debatten op persoon lijk terrein te brengen. De heer MOLL Ik zal U straks nog wel meer vertellen. De heer APPELBOOM Ja, dat neem ik gaarne aan; ik begin U hoe langer hoe beter te kennen. Spr. zegt vervol den teruggebracht tot deze genoegdoening immers tegen de in dat voorstel ge noemde aanstelling van dr Hofman hebben Burgemeester en Wethouders geen bezwaar Bij een bespreking in de voorgestelde arbitragecommissie zou men het over deze wijze van genoegdoening snel zijn eens geworden. Door den Kring werd geen voor het gezag van Burgemeester en Wethou ders onwaardige amende honorable gevraagd Bij de door dr. Klein Swormink in de conferentie van 9 Nov. geformu leerde vraag, zooals zij in de nota aan den Gemeenteraad is neergelegd, kan worden opgemerkt

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1926 | | pagina 687