700 30 DECEMBER 1926 geworden. Dr. Duffels heeft geenerlei pogingen gedaan om de functie van twee geneesheeren waarbij trouwens aan persoonlijke belangen door Burgemeester en Wethouders niet kon worden gedacht uit te schakelen. Had hij het gedaan in het belang der gemeente, dan was hij nog niet te laken, doch er was zelfs geen aanleiding voor, aangezien Burgemeester en Wethouders reeds in September, voordat zij met hem in contact kwamen, de benoeming met opzet ter zijde hadden gelaten, De heer APPELBOOM zegt, dat hij ambtelijk dan niet te laken zou zijn geweest, doch wel als lid der Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst. Den VOORZITTER ontgaat deze onderscheiding, vooral in deze raadzaal. Bovendien een lid der Maatschappij zou ook als zoodanig zijn plicht verzuimen als hij ambtelijk niet naar geweten voorlichting gaf. Doch nog eensde heer Duffels was in deze kwestie niet gemoeid. En het spijt Spr., dat de heer Appelboom met die zaak blijft komen» wijl hij weet, dat op 9 November j.l. de afgevaardigden van den Kring door Burgemeester en Wethouders zijn ingelicht en dat deze verheugd waren te weten, dat dr. Duffels ook tegenover de medici volkomen zuiver stond. Deze hee- ren hebben dat ongetwijfeld in den Kring overgebracht en in te krasser licht komt de ontvangst te staan, die sommige medici den Directeur meenden te kunnen bereiden Spr. komt nu tot het tweede puntde houding van Ge meentebestuur en Kring in het conflict. Spr. begint met dank te brengen voor den grooten lof door de heeren Appel- te geven niet en meende nu, dat de Voorzitter van den Kring hem woor den in den mond legde, welke hij meende niet te hebben gesproken, en dat op grond van het niet nakomen eener belofte door hem dienaangaande gedaan de toezegging werd ingetrokken. De toezegging werd ingetrokken, omdat Burgemeester en Wethouders pas op 6 December zouden beslissen over het al of niet honoreeren van arbeid, welke op dien datum reeds voor de helft was gepresteerd. Het lag niet in de bedoeling van den Voorzitter van den Kring de waarheidlievendheid van den Wethouder Moll in het gedrang te brengen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1926 | | pagina 700