30 DECEMBER 1926.
703
waarin de aanhangige samenstelling van een commissie toch
op zijn minst eenige bereidwilligheid tot oplossing van het
conflict moet doen verwachten. Het is ook een kwestie van
gevoel en van eergevoel. Spr. gaat nu niet in op ingezonden
stukken van dr. Cartier van Dissel, welke dezen
daarvoor te hoog staanden geneesheer meer ontsieren dan
de aangevallenen. Spr. betreurt het, dat deze chirurg, die met
het lancet niet uitglijdt, het zoozeer deed met de pen. Ook
op de verwarring van persoon en Gemeentebestuur gaat
Spr. niet in. Alleen worde geconstateerd, dat dr. Piekema
in een conferentie van Gedeputeerde Staten met hem en
Spr., verklaarde het niet eens te zijn met het stuk van dr.
Cartier van Dissel, waarin deze dr. Piekema in
de bijeenkomst der medici steeds „grooter oogen" laat op
zetten en waarin dr. Piekema in den mond wordt gelegd,
dat hij door het Gemeentebestuur zou zijn „misleidHet
had natuurlijk op den weg gelegen van dr. Piekema
hieromtrent bij het Gemeentebestuur na zijn samensprekingen
nader inlichting in te winnen. Dit heeft hij nagelaten, allicht
omdat hij zooals hij trouwens te kennen gaf objectief
niets nieuws had gehoord. Onzerzijds is dr. Piekema
verzocht, dat voor het Gemeentebestuur zeer grievende stuk
ook publiek te weerspreken. Helaas helaas vooral voor
dr. Piekema heeft deze zich niet daartoe kunnen ver
heffen, terwijl hij blijkbaar den inhoud afkeurtimmers hij
antwoordt, dat hij op „sensationeel courantengeschrijf" niet
ingaat. Spr. deelt dit mede, omdat het hier de aangewezen
gelegenheid is nu dr. Piekema in gebreke bleef
publiek van zijn gevoelen over den aanval op het Gemeen
tebestuur te doen blijken dr. Piekema zal hiervan mede-
deeling worden gedaan.
Conclusievoor het arbitrage-voorstel wordt door het
College na dat alles niets gevoeld, daargelaten de door den
heer Van Veen gemaakte opmerkingen, die ook de over
weging waard zijn. Waarom zoude ook, nadat na de con
ferentie van 9 November onverzwakt de oude eischen bleven