30 DECEMBER 1926
705
medici en de Raad buiten de Wethouders moet beslissen,
ten einde een zuivere uitspraak te verkrijgen.
De VOORZITTER vindt zulks ten eenenmale onjuist
het is een conflict tusschen de gemeente en de medici, ook
blijkens de voorgeschiedenis tusschen den Raad en de medici
bovendien is iets geheel nieuws, dat de Raad zonder de
Wethouders een tribunaal zoude vormen om te beslissen als
in een geding.
De heer COHEN meent, dat de zaak-B e i n tem a in de
couranten is afgedaan en dat zij hier dus niet ter sprake had
moe'en worden gebracht. Wethouder Moll had zijn scherpe
uitdrukkingen beter voor zich kunnen houden. Voorts zegt
Spr. niet geweten te hebben, dat reeds thans een genees
kundige hier tijdelijke dienst doet. Spr's fractie is natuurlijk
voor een goeden Geneeskundigen Dienst, doch zij vraagt
zich af, of die zonder de medewerking van de plaatselijke
geneesheeren kan worden verkregen. Zonder specialistische
hulp toch is een behoorlijke dienst niet mogelijk.
Spr. meent, dat in een der geheime zittingen is gesproken
over de opneming van twee geneesheeren in de nieuwe
organisatie. Vervolgens constateert Spr., dat eerst sedert den
laatsten tijd geen dankwoord meer wordt gewijd aan schei
dende ambtenaren dit dateert ongeveer vanaf het ontstaan
van het medisch conflict.
De VOORZITTER Volkomen onjuist.
De heer COHEN zegt ten slotte, niet te kunnen medegaan
met het voorstel van Burgemeester en Wethouders hij dringt
op aanneming van zijn voorstel aan.
De heer APPELBOOM komt terug op het bewuste te
lefoongesprek tusschen de heeren Moll en Houben. Het
gaat in deze niet om de vraag, of er al dan niet een bepaald
uur genoemd is, maar om het feit, dat op 3 December j.l.