30 DECEMBER 1926 709 onnoodig in het publiek de namen van vier doctoren te noemen, die, met anderen, den heer Duffels niet ontvangen hadden. Het was niet noodig, doch wel verkeerd om die namen op te noemen. Wat nu de ingezonden stukken van den heer C a r t i e r van Dissel betreft; de Voorzitter heeft die stukken uit gelokt door den naam van dr. Cartier van Dissel in het debat te brengen. Was het slechts toeval, dat alleen de na men van vier Protestantsche doctoren werden genoemd De VOORZITTER Wat heeft dat er nu mee te maken. De heer APPELBOOM U, Mijnheer de Voorzitter, die over het algemeen zich toch wel weet te beheerschen en zeer goed weet, wat wel en wat niet in het openbaar moet worden voorgelezen, hebt door het oplezen van die namen Uw mond ten zeerste voorbij gepraat. Ik vraag U, is dit de wijze, waarop U meent dank te moeten brengen aan dr. Cartier van Dissel voor het feit, dat deze eminente medicus jaren en jaren de armlastige zieken van Breda voor niets zijn hulp heeft verleend. Het voorstel-P i e k e m a werd door de doctoren zoo vlug mogelijk behandeld. De eerste conferentie was op 29 No vember en reeds op 30 November werd het voorstel in buitengewone vergadering aangenomen. Burgemeester en Wethouders daarentegen hebben hiervoor den noodigen tijd aan zich gehouden. Spr. constateert, dat niet beantwoord is de vraag op welke wijze voorzien zal worden in specialistische hulp buiten de ziekenhuizen. Ten slotte zegt Spr., dat hij liever had gehad, dat de Voorzitter dr. Pie kern a niet het indebat betrokken had. Immers in de geheime vergadering was op verzoek van den Voorzitter afgesproken dit niet te doen. De VOORZITTER merkt op, dat het noemen van die namen een kwestie van mededeeling van feiten is, welke

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1926 | | pagina 709