16 MAART 1926. 71 „Nagegaan zal dus moeten worden, of het schoolbestuur „voor hare beide M.U.L.O scholen over 1923 aanspraak „zal kunnen maken op vergoeding voor boventallige leer krachten overeenkomstig art. 100 der wet, zooals dat artikel „thans luidt. „Over dat jaar had de gemeente geen openbare M.U.L.O. „school meer, zoodat ter beoordeeling der aanvrage tot „grondslag moet worden genomen de toestand van de „openbare M.U.L.O. school, zooals die in 1921 bestond. „Deze school werd in 1921 bezocht door 410 leerlingen, „terwijl daaraan verbonden waren 19 leerkrachten, alzoo 21,6 „leerlingen per leerkracht. „Voor de bijzondere M.U.L.O. school Catharinastraat „no. 26 bedroeg het aantal leerlingen in 1923 gemiddeld 195. „Gedeeld door 21,6 kon deze school dus aanspraak maken „op 8,9 of afgerond 9 leerkrachten. Door het Rijk zijn aan „het schoolbestuur reeds vergoed de jaarwedden van 11 „onderwijzers, zoodat deze school op geen vergoeding van „boventallige leerkrachten kan aanspraak maken. „De bijzondere M.U L.O. school aan de Bouwerijstraat „no. 27 werd in 1923 bezocht door gemiddeld 64 leerlingen. „Gedeeld door 21,6 kon deze school dus aanspraak maken „op 2,9 of gemiddeld 3 leerkrachten. Het Rijk heeft aan het „schoolbestuur reeds 5 leerkrachten, vergoed, zoodat voor „deze school van gemeentewege evenmin eenige boventallige „leerkracht behoort te worden vergoed. „Wij hebben de eer U derhalve in overweging te geven, „aan het schoolbestuur te doen weten, dat van gemeente- „wege geen vergoeding voor boventallige leerkrachten kan „worden toegekend, wijl de aanspraak daarop overeen komstig de wettelijke bepalingen niet bestaat". De heer VAN WERKHOOVEN zegt het volgende Ik kan geheel medegaan met de beschouwing van Bur gemeester en Wethouders neergelegd in het prae-advies, in zake het niet-vergoeden van de aangevraagde pensioen-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1926 | | pagina 71