78 16 MAART 1926. verduidelijking heeft kennis kunnen nemen, strijdt met hetgeen voorafging en met al hetgeen omtrent de wetsbepaling is te doen geweest. Er is dus thans alle aanleiding, zelfs voor den heer Hornix, die in 1925 nog op een ander standpunt stond, om de gevraagde vergoeding te weigeren. Men heeft de vorige maal, toen deze aangelegenheid hier behandeld werd, alreeds dingen erbij gesleept, welke er niets mede te maken hadden, o.a. de vertraging in den verbouw van de school aan de Cat'narinastraat. Spr. heeft destijds een uit voerige uiteenzetting daaromtrent gegeven ten einde aan te toonen, dat het gemeentebestuur voor die vertraging niet aansprakelijk kon worden gesteldhij heeft er toen ook nadrukkelijk op gewezen, dat die verbouwing in geenen deele verband hield met de afschaffing van boventallige leerkrachten. Het verwondert Spr. dan ook ten zeerste, dat de heer Zijlmans thans wederom die verbouwing in het geding brengtdestijds is niemand der leden daarop terug gekomen behalve de heer Appelboom en wel om te ver klaren, dat hij naar aanleiding van Spr.'s uiteenzetting voor het voorstel van den heer Speyart van Woerden zou stem men. Nu tracht de heer Zijlmans het weder te doen voorkomen alsof Burgemeester en Wethouders aan de ver traging in den verbouw schuldig zouden zijn en hij haalt een tijdsverloop in de correspondentie aan sterker is daar tegenover te stellen b.v., dat het schoolbestuur op een dezer- zijdsch schrijven van 27 November 1922 eerst 24 April 1923 geantwoord heeftAls men de zaak in een zoo eenzijdig licht wil stellen als de heer Zijlmans doet, terwijl men toch ook mede-bestuurder van de gemeente Breda is, dan moet Spr. den heer Zijlmans in overweging geven, eens recht op zijn zetel te gaan zitten en zich te herinneren welke plaats hij als zoodanig inneemt. De andere leden, die zich tegen het prae-advies van Bur gemeester en Wethouders hebben uitgesproken, zijn al even min gelukkig met hun argumentatie geweest. De heer Van Werkhooven heeft er de „plundering" van de Staatskas

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1926 | | pagina 78