16 MAART 1926.
83
aanvraag spoed te betrachten. Een en ander geeft Spr. aan
leiding om er bij den heer Meijvis op aan te dringen, zijn
verzoek in te trekken.
De heer MEYV1S voldoet aan het verzoek van den
Voorzitter.
De heer KOOPERBERG ziet zich genoopt op te komen
tegen de bewering van den Voorzitter, als zou hij het
standpunt van de Nutsscholen niet met het noodige vuur
verdedigd hebben. Spr. kan niet anders zeggen dan dat die
gelden het schoolbestuur uit een billijkheidsoogpunt toe
komen. Er is gezegd, dat, al was de wetswijziging eerst op
16 Februari 1923 officieel bekend, het schoolbestuur die
leerkrachten dan toch met ingang van 15 Mei d. a. v. had
kunnen ontslaan; de lokalen waren evenwel te klein om
klassen samen te voegen. En is dit nu geen motief om de
aanvraag in te willigen
Het woord „clementie", hetwelk Spr. indertijd gebruikt
heeft, had niet die beteekenis, welke de Voorzitter daaraan
toekent; het was ,,a slip of the tongue". Spr. dringt er ten
slotte op aan, niet de wettelijke, maar de moreele zijde van
de zaak in aanmerking te nemen.
De heer ZIJLMANS antwoordt den heer Appelboom,
dat zijn rechtsgevoel hem zegt, dat die gelden het school
bestuur toekomen.
De heer APPELBOOM Het was mij er niet om te
doen, te weten wat Uw rechtsgevoel U zegt, maar ik had
gaarne willen vernemen de rechtsgronden, waarop Uw
meening steunt.
De heer ZIJLMANSDe wetswijziging heeft pas op
16 Februari 1923 in het Staatsblad gestaan; dit is voor mij
rechtsgrond genoeg Nu heeft de Voorzitter wel gezegd,
dat men volop gelegenheid heeft gehad, zich tijdig van