84 16 MAART 1926. leerkrachten te ontdoen, maar men kon daartoe toch niet over gaan midden in de campagne. De VOORZITTER is het volkomen met den heer A pp e 1 b o o m eens, dat door den heer Z ij 1 m a n s geen rechtsgronden zijn aangevoerd, immers het gaat niet aan als zoodanig te noemen het feit, dat de wetswijziging eerst op 16 Februari 1923 in het Staatsblad is afgekondigd. Verder heeft de heer Zijlmans de handelwijze van het schoolbestuur trachten te verdedigen door te zeggen, dat het toch onmogelijk was die leerkrachten midden in de campagne te ontslaan. Dit is echter bij het openbaar onder wijs in de laatste jaren herhaaldelijk moeten gebeuren het is wel niet pleizierig, maar het gaat toch, door b. v. ver schikkingen toe te passen. Bij de Nutsscholen was het zeker mogelijk geweest, doch men heeft daar niet op zuinigen voet geleefd en niet steeds zuinigheid nagestreefd misschien getuigt daarvan ook wel de geschiedenis van de verbouwing der school aan de Catharinastraat, waarbij de bouwsom ten slotte van f 88,000 op f 18,000 is teruggebracht. De heer ZIJLMANS Dat is noodgedwongen geschied Het is echter verkeerde zuinigheid geweesthet zal zich dan ook later wel wreken. De VOORZITTER merkt nog op, dat het bij een en ander niet gaat om de waardeering voor hetgeen het school bestuur in kwestie voor het onderwijs doet, maar over de toepassing van de wettelijke bepalingen, welke de vorige maal te ruim zijn toegepast. Het prae-advies van Burgemeester en Wet houders wordt daarop in stemming gebracht en aangenomen met 14 tegen 4 stemmen. Voor de heeren Pelster, Moll, Hornix, Korte- w'eg. Elich, Van Groenendael, Loomans,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1926 | | pagina 84