16 MAART 1926. 89 „regeling der storting van kasgelden door de woningbouw- „vereenigingen ter betaling van annuïteiten. „De N. V. Volkshuisvesting verzoekt in haar adres van „27 November 1925 wijziging van art. 3 van vorenbedoelde „regeling in dien zin, dat voor gestorte bedragen niet een „rente van 3% maar van 5°/o wordt vergoed. „In het oorspronkelijk voorstel, dat werd ingediend, was de „bepaling opgenomen, dat voor stortingen 3% zou worden „vergoed, terwijl de rente 4% zou worden, zoodra de ge- „dane stortingen werden overtroffen door het bedrag der „verschuldigde annuïteiten. „De bedoeling van deze rentevaststelling was, dat de „creditrente ongeveer gelijk zou zijn aan hetgeen de gemeente „zelf voor hare uitstaande gelden ontving, terwijl de debet- „rente ongeveer overeen moet komen met die, welke de „gemeente voor kasgeldleeningen moet betalen. De raad „stelde de credit- en debetrente gelijk en wel op 3% 's jaars. „In 1925 werd de toestand echter nadeelig voor de ge- „meente. Voor belangrijke bedragen aan annuïteiten werd „de gemeente bij de Bank voor Nederlandsche Gemeenten „gedebiteerd en moest hiervoor eerst 41/2 en later 5% „vergoeden, Niet meer dan billijk was het daarom, dat „de bouwvereenigingen op haar beurt aan de gemeente „5% rente zouden vergoeden de debetrente werd daarom „van 3 op 5% gebracht bij Uw besluit van 30 October 1925. „Het zou volkomen in strijd zijn met de bedoeling van „dit besluit, indien nu ook de creditrente op 5% werd gebracht. „Wij hebben de eer U derhalve voor te stellen afwijzend „op het verzoek der N.V. Volkshuisvesting te beschikken". Zonder eenige bedenking wordt dienovereen komstig besloten. Den VOORZITTER komt het beter voor, punt 24 aan het einde der agenda te behandelen. Daartoe wordt besloten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1926 | | pagina 89