96 16 MAART 1926. De VOORZITTER wijst op de voordeelen, welke uit de vestiging van de stallen dezer Maatschappij in den Bel- crumpolder voor de veemarkt voortspruiten. Spr. acht dit voldoende reden om ten aanzien van den prijs eenigszins coulant te zijn. Ook zal door de aanwezigheid dier stallen de prijs van de gronden in de omgeving neiging hebben te stijgen. De heer HORNIX vraagt, ot dit aanbod gunstiger of nadeeliger is dan dat, hetwelk reeds vroeger ter kennis van den Raad is gebracht. De VOORZITTER antwoordt, dat dit voorstel het resultaat is van langdurige onderhandelingen. De ligging van de strook grond is eenigszins anders dan aanvankelijk was gevraagd. Er is een wijziging gebracht in den geest van den Raad. De heer ZIJLMANS vraagt, of het niet mogelijk is de Maatschappij een terrein aan den Krogtdijk aan te bieden. Spr. vreest n.l., dat, tengevolge van de door Burgemeester en Wethouders voorgestelde oplossing, de waarde van de gronden in den polder zal dalen. De VOORZITTER zegt, dat de heer Z ij 1 m a n s ten onrechte het standpunt inneemt, dat de gronden in waarde zullen dalenBurgemeester en Wethouders zijn juist de tegenovergestelde meening toegedaan. De stallen behooren zoo dicht mogelijk bij de veemarkt gevestigd te worden. Gaat men ze in noordelijke richting verplaatsen, dan komt men terecht op gronden, welke voor industrie-terrein bestemd zijn. Spr. acht de voorgestelde plaats dan ook uit allerlei oogpunten beschouwd de meest geschikte. Zonder verdere bedenkingen wordt alsnu conform het voorstel van Burgemeester en Wet houders besloten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1926 | | pagina 96