100 24 FEBRUARI 1927. over de toepassing daarvan, daar deze niet bij ons berust. Ik meen hiermede de verwijten tegen de R. K. fractie gericht te hebben afgewezen en merk op, dat ik hierbij namens die geheele fractie heb gesproken. De heer Van Veen is inmiddels ter vergadering gekomen. De heer KOOPERBERG zegt het volgende Mijnheer de Voorzitter, Gezien de zeer waarschijnlijke a. s. uitbreiding onzer Ge meente, meen ik practischer te doen, de toekomst te bespre ken, dan wat achter ons ligt nog eens op te rakelen. Veel, zeer veel. staat ons te wachten op elk gebied, doch boven alles moeten wij trachten, de a.s. nieuwe Bredanaars te doen begrijpen, dat de eventueele aanhechting van de door hen bewoonde buurten bij Breda, zoowel in hün als in óns be lang heeft plaatsgevonden. Verschillende wegen staan daaitoe open. Ik noem b.v. in de eerste plaats verlaging der belastingen, zeer gewenscht. Het is u allen wel bekend, dat vele gegoeden de eventueele aantehechten gedeelten bewonen, welnu, Breda heft 100 op centen op de Vermogensbelasting, terwijl deze zijn in Nijmegen 50, Amsterdam en Amersfoort nihil, den Haag50, Rotterdam50, Beverwijk bracht zijn opcenten van 100 op 75, Utrechtnihil, Zaandam heft 100 opcenten. Op de Personeele belasting heft Breda 70100 opcenten, Nijmegen 50, Amersfoort 50—100, Rotterdam 50—102, Utrecht 50100 opcenten. Vervolgens bezuiniging bij onze bedrijven. Ik wees bij de laatste begrooting hier nog op. De bedrijven zijn er niet tot meerdere glorie harer directeuren. Wanneer een bedrijf

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1927 | | pagina 100