1000 1 DECEMBER 1927 de steunverleening tot 90 dagen per jaar beperkt blijft en de totale kosten voor de gemeenschap zeer goed zijn te dragen. Van de 248 werkloozen zijn er 107 verzekerden, waarvan weer 42 uitgetrokken, en niet minder dan 141 ongeorgani seerden. Hoewel dit niet in Uw gegevens is vermeld, staat het vrijwel vast, dat deze ongeorganiseerden nagenoeg geen van allen lid zijn eener werkloozenkas, zoodat zij niet voldoen aan de voorwaarden sub. b en c van art. 1 der ontwerp regeling. Evenals ik ten vorigen jare heb opgemerkt, wensch ik ook nu weer te zeggen, dat de gemeente haar steun aan deze categorie van ongeorganiseerde werkloozen niet mag onthouden. Bij aanvaarding van het beginsel van steun aan hem, die werkloos is zonder eigen schuld, mag de gemeente geen uitzondering maken, maar wel een onderscheid in de mate van uitkeering in vergelijking met die aan de georganiseerden, die gedeeltelijk voor zichzelf zorgen. Ik stel daarom voor om aan de verordening een art. 10 toe te voegen, luidende „Aan arbeiders, die verkeeren onder de omstandigheden „sub. a en d van art. 1 en geen lid zijn eener werkloozen- ,,kas, kan van gemeentewege een wekelijksche uitkeering „worden toegekend tot een bedrag van 10 gulden vermeer- „derd met 50 cent voor ieder kind beneden de zestien jaar. „Op deze regeling zijn van toepassing de termijnen en de „tijdsduur genoemd in art. 3, le en 2e alinea, terwijl voorts „van toepassing zijnde artt. 4, 5, 6 (leen 2e zin), 7, 8 en 9. De heer MEIJVIS maakt uit dit voorstel op, dat het College nog steeds op het oude, slechte standpunt staat. Spr. vindt deze regeling onbillijk en onrechtvaardig. Zij geeft den indruk, dat het Burgemeester en Wethouders er niet om te doen is de werkloozen te helpen, maar om zoo gauw mogelijk van hen af te komen een uitkeering, welke hoog stens 90 dagen kan duren, voorziet zelfs niet in den hoogsten

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1927 | | pagina 1000