1002
1 DECEMBER 1927
van dit voorstel niet gewacht heeft tot de nood op zijn hoogst
is. Ten slotte dringt Spr. nogmaals aan op spoedige werk
verschaffing in ruimen zin.
De heer RIPPEN constateert uit de indiening van deze
steunregeling het feit, dat ook het College van meening is,
dat verzekerde werkloozen niet als armlastigen moeten wor
den behandeld Hij constateert dit met genoegen.
Wat de regeling zelf betreft, hebben wij van den heer
Van Veen gehoord, dat hij zijn voldoening heeft uitge
sproken tegenover Wethouder Van Buitenen, omdat
deze regeling, de 90 dagen uitkeering van kas en steunrege
ling te zamen, niet zal overschrijden, en over de overige fi-
nanciëele offers, die hiervoor worden gevraagd. Spr. constateert
hierbij een eenheid van opvatting van den liberalen heer
Van Veen en den R. K. heer Van Buitenen Inder
daad vraagt deze regeling maar f 300.— per week, waar
mee dan tevens voldoende het slechte daarvan is aangetoond.
Deze regeling is er niet op gebaseerd om de werkloozen te
helpen, maar om de werkloozen met een kluitje in het riet te
sturen. Dit blijkt ten eerste uit het feit, dat zij, die niet vóór
1 April lid van een werkloozenkas zijn geworden, van de steun-
uitkeering worden uitgesloten. Dit heeft tot gevolg, dat deze
verzekerde werkloozen, die b.v. gedurende April lid eener werk
loozenkas zijn geworden en dus in October recht op uitkeering
uit de kas hebben gekregen en op heden 30 November reeds
uitgetrokken zijn, tevergeefs om uitkeering zullen vragen.
Deze verzekerde werkloozen zullen dus toch naar het
Armbestuur worden verwezen.
De werkloozen kassen, welke van hun leden hooge bij
dragen hebben gevraagd en mede daardoor er in geslaagd
zijn om den uitkeeringstermijn van 90 dagen te handhaven,
zullen als loon daarvoor hun leden ook naar het Armbe
stuur zien verwezen, daar ook deze leden niet in aanmer
king komen.
Waar voorgesteld wordt de regeling op 31 Maart a. s.