1 DECEMBER 1927
1005
De heer VAN BUITENEN zegt naar aanleiding van de
opmerking van den heer R i p p e n over de eenheid van
opvatting van den heer Van Veen en Spr., dat hij het
evenmin met de beginselen van den heer Van Veen eens
is als de heer R i p p e n, hoewel deze zoo straks bij de
behandeling van het voorstel tot uitbreiding van de politie
broederlijk met den heer Van Veen samenging. Spr. heeft
ook niet het verwijt verdiend, dat het er hem om te doen
is geweest om zoo goedkoop mogelijk van de weikloozen
af te komen. Als men den termijn van het lidmaatschap niet
op 1 April, maar op 1 October stelt, dan noodigt men
practisch de ingezetenen uit, elk jaar even lid te worden
van een werkloozen kas, opdat zij voor den winter geborgen
zijn; zulks mag niet het geval zijn.
Wanneer de heer Rippen meent, dat nimmer meer dan
90 dagen per jaar totaal aan kas-uitkeering en steun kan
worden genoten, dan heeft hij het ontwerp niet goed gelezen.
Wat de uitkeeringsbedragen betreft, stelt Spr. zich op het
standpunt van den heer K r o o n e hij acht het niet in
overeenstemming met de verantwoordelijkheid van een ge
meentebestuurder om die bedragen hier hooger te stellen.
Men moet niet verwachten, ook niet van arbeiders, dat,
wanneer het verschil in resultaat tusschen niets doen en een
heele week werken enkele guldens bedraagt, het werken zal
worden gekozen. Spr. wilde wel, dat hij zulks kon doen,
want dan was dit een bewijs, dat de loonen in Breda ook
hooger waren. Overigens kan Spr. mededeelen, dat de
commissie van advies met algemeene stemmen dit ontwerp
heeft goedgekeurd. Over werkverschaffing is hier al meer
malen gesprokeneen voorstel tot ophooging van terreinen
in den Belcrumpolder met behulp van werkloozen is op het
oogenblik bij de Bouwcommissie om advies het zal derhalve
spoedig den Raad bereiken.
De heer Van Veen wil een steunregeling voor onge
organiseerde werkloozen in het leven roepen. De Raad heeft
zich te dien aanzien echter steeds op een ander standpunt