102
24 FEBRUARI 1927
Wanneer ik in de eerste plaats de kwestie der grens
wijziging bespreek, dan zal ik nu ik het heb over dien geest
voor een oogenblik de materieele zijde van deze zaak laten
rusten.
Maar het was minachting voor de burgerij, toen U, zonder
een woord van protest aanvaardde een verzoek uit Den Bosch,
gelijkstaande met een bevel, dat de burgerij binnen zeven
weken, zegge zeven weken, bij monde van den Dubbelen
Raad haar advies had uit te brengen.
Het was minachting voor de burgerij, toen U bij de be
handeling van dit onderwerp in den Raad en in den Dub
belen Raad een inzicht in de geldelijke gevolgen dezer
grenswijziging, o.a. van de schadevergoedingen, bleef weigeren.
Er is nu katterigheid in Breda, zelfs onder Uwe meest
verstokte Byzantynen, die met geen muziek langs de straat
kan worden weggenomen.
Het was minachting voor de burgerij, toen U, Mijnheer
de Voorzitter, eenige Uwer tegenstanders in den Dubbelen
Raad trachtte te in timideeren met het eereburgerschap der
aangrenzende gemeenten en met den hoon vanaf eene door
U gereserveerde en door U bevolkte tribune.
Straks hoor ik U hoog opgeven van het groote doel, dat
U meent desondanks te hebben bereikt.
Het zal mij inderdaad gemakkelijker vallen Uw schild
knaap, het kamerlid Drop, tegenover zijne partijgenooten
van de dwalingen zijns weegs te overtuigen dan U.
Daarom wensch ik hier nog eens nadrukkelijk te verkla
ren, dat wij tegen deze grenswijziging gestreden hebben, in
hoofdzaak en afgezien van ideëele redenen omdat de vor
ming van twee arme plattelandsgemeenten Teteringen en Prin-
cenhage op 500 M. resp. 300 M. uit onze stad uit een
hygiënisch en sociaal oogpunt een ramp voor Breda zelf is,
omdat, als een der eerste en ernstigste gevolgen, het groote
gemeenschappelijke uitbreidingsplan, dat in hoofdzaak is
vastgesteld, niet tot uitvoering zal kunnen komen door gemis
aan inzicht en geldmiddelen bij Teteringen en Princenhage,