1032 19 DECEMBER 1927 „onbebouwd is, doch in de toekomst voor een bebouwing „in aanmerking komt. „Om te voorkomen, dat gebouwen worden opgericht aan „al of niet bestaande wegen, die geen gemeente-eigendom „zijn en niet van een behoorlijke verharding en rioleering zijn „of zullen worden voorzien, is het noodzakelijk, dat daartoe „maatregelen worden getroffen. „Allereerst dient voorkomen te worden, dat straten ont staan, die particulier eigendom zijn, met al de lasten en „en nadeelige gevolgen van slechte bestrating en onvoldoend „onderhoud daaraan verbonden. „Wel kunnen de bepalingen eener Bouwverordening „gelegenheid geven den betrokken eigenaar tot een goed „onderhoud te verplichten, doch dit is slechts een hulpmiddel, „waarmede niet datgene te bereiken is, wat in het algemeen „wenschelijk wordt geacht. Door inlassching van een nieuw hoofdstuk Vla en art. 95bis „zijn, wat dit laatste betreft, hieromtrent de noodige voor schriften gegeven, terwijl art. 12bis ten doel heeft het bouwen „te voorkomen aan bestaande of nieuw aan te leggen straten „of wegen, die geen gemeente- of rijkseigendom zijn en niet „van een behoorlijke verharding en rioleering zijn of zullen „worden voorzien. „De artikelen 17, 18, 19 en 20 kunnen hierdoor vervallen. „De voorgestelde wijzigingen van de artikelen 66 en 69 en „de inlassching van een nieuw artikel 68bis houden verband „met de intrekking van de artikelen 17, 18, 19 en 20. „De laatste zinsnede van art. 4 der Bouwverordening be- „vat een zoogenaamde welstandsbepaling. „Ten einde eventueele moeilijkheden, welke uit de toe passing van dat voorschrift zouden kunnen voortvloeien, te „voorkomen en om reden een behoorlijke welstandsbepaling „voor deze gemeente niet kan worden gemist, is het ons, „na deskundige voorlichting, wenschelijk gebleken, de be staande bepaling door een meer gepreciseerde omschrijving „te vervangen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1927 | | pagina 1032