1038
19 DECEMBER 1927
De heer VAN VEEN handhaaft zijn meening, dat de
oude welstandsbepaling in strijd is met de Woningwet. Zij
is n.l. bijna gelijkluidend aan die van Zwolle, welke indertijd
vernietigd is.
De nieuwe bepaling is identiek met de Rotterdamsche,
welke ook op de nominatie staat om vernietigd te worden.
Spr. voert een en ander niet aan, omdat hij de welstands
bepaling wil doen verdwijnen, maar omdat hij het noodzakelijk
vindt, dat de macht van Burgemeester en Wethouders op
dit gebied nauwkeurig worde omschreven. Ook met het oog
op eventueel beroep op den Raad, is het noodig, dat Bur
gemeester en Wethouders hun nadere eischen duidelijk in
woord en beeld aan den aanvrager kenbaar maken.
De heer VAN MIERLO merkt op, dat Burgemeester en
Wethouders voor zeer eigenaardige gevallen zullen komen
te staan, wanneer zij zooals de heer Van Veen wil
geen wijziging mogen brengen in afmetingen en indeeling
van de overgelegde bouwplannen zoo zouden, indien werd
aangenomen wat de heer Van Veen wil, Burgemeester
en Wethouders niet kunnen beletten, dat b.v. midden in de
Ginnekenstraat een autogarage gebouwd werd, welke enkele
Meters hoog was en met een plat dak.
De VOORZITTER wijsterop.dat de heer Van Veen
de huidige welstandsbepaling en die van Zwolle over één
kam heeft geschoren. Spr. toont aan, dat dit niet juist is.
Wat de voorgestelde bepaling betreft, deze heeft den toets
van goedkeuring in Hilversum en in Rotterdam doorstaan.
Er is hem niets van bekend, dat de Rotterdamsche welstands
bepaling op het punt zou staan om vernietigd te worden.
Spr. gelooft niet, dat de nieuwe bepaling bij de Kroon be
zwaar zal ontmoeten. Burgemeester en Wethouders meenen
met de voorgestelde redactie te kunnen volstaan Spr. moet
dan ook de door den heer Van Veen gewenschte toe
voeging afraden.