24 FEBRUARI 1927. 107 Wij weten, dat in den afgeloopen zomer met veel moeite is voorkomen, dat meerdere winkeliers hun zaken op Zondag openden, daar er één zaak was, die niet wilde sluiten. De met zooveel moeite verkregen Zondagsrust zou hier door weer in gevaar komen. En niet alleen, dat de Zondags rust in gevaar zou komen, maar ook zou de Zondagsheiliging er onder te lijden hebben. Het is dan ook mede om deze laatste gevolgen, dat ik met klem aandring op een spoedige behandeling van het voorstel van ons medelid Schlaghecke. Het antwoord op mijn vraag in het Centraal Rapport gesteld, ol Burgemeester en Wethouders al voldoende zijn ingelicht om te kunnen overgaan tot het geven van de gevraagde subsidie aan het R. K. Openbaar Bureau voor Beroepskeuze, bevredigt mij niet. Het antwoord luidt, Mijnheer de Voorzitter, dat het onderzoek naar de noodzakelijkheid der hierbedoelde subsidie- verleening nog niet in een zoodanig stadium verkeert, dat wij hieromtrent onze meening kunnen kenbaar maken. Een vol jaar is er weer voorbij, zonder dat hier op dit terrein iets is kunnen geschieden. Wij willen niet beweren, dat hier de schuld alleen bij Burgemeester en Wethouders ligt, doch m.i. wel voor een gedeelte. Toch reeds vanaf Juli is het antwoord van het reorganisatie-comité bij het College ingekomen. Mij dunkt, Mijnheer de Voorzitter, dat over de noodzakelijkheid van een dergelijk Bureau toch niet meer behoeft te worden gediscussieerd. Alleen zou men kunnen betwijfelen, of er wel voldoende belangstelling aanwezig zal zijn. En hieromtrent meen ik, dat geen twijfel behoeft te bestaan, gezien de belangstelling, die de ouders voor dit bureau reeds getoond hebben. Het is van het grootste be lang, dat men goede voorlichting kan krijgen bij het kiezen van een beroep. Dat hier dus nuttig werk kan worden verricht, zal wel niemand betwijfelen. Het was echter het kostenvraagstuk, dat een goede functioneering in den weg stond. Daarom, Mijnheer de Voorzitter, is getracht door

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1927 | | pagina 107