110 24 FEBRUARI 1927 voor een bepaald inkomen in 1913 en in 1925 onderschei denlijk voor Breda en voor andere soortgelijke gemeenten. Bedoeld overzicht heeft Spr. nimmer gekregen en hij zal het ook wel niet meer krijgen. De heer Speyart van W o e r d e n heeft harde, maar ware woorden gezegd over de wijze van beantwoording van het Centraal Rapport door het College. Diezelfde geest ademt niet alleen uit de Memorie van Antwoord, maar uit elk stuk van Burgemeester en Wethouders dat den Raad bereikt. Spr. zou daarom wenschen, dat het College als het een antwoord heeft samengesteld, zich eens verplaats'e in de positie van de raadsleden, en dan gelooft hij dat Burge meester en Wethouders in menig opzicht hun redactie zouden wijzigen en inlichtingen zouden verstrekken, waar deze thans onthouden worden. Burgemeester en Wethouders zullen er van overtuigd zijn, dat wij allen het beste voor Breda wenschen. Al oefenen wij al eens critiek uit op hun beleid, toch mogen wij ver wachten, dat uit den geest van hun antwoorden eenige waardeering voor ons werk blijktook de Raad weet het goede, door Burgemeester en Wethouders tot stand gebracht, te apprecieeren. Mocht dit niet veranderen, dan vreest Spr., dat op den duur weinig raadsleden op hun zetel zullen blijven zitten voor het College moet het toch minder aangenaam zijn den een na den ander te zien verdwijnen om het feit, dat hun arbeid zoo weinig waardeering vindt bij Burgemeester en Wethouders. De heer SCHLAGHECKE zegt het volgende Mijnheer de Voorzitter, Gaarne zal ik van de gelegenheid mij geboden, tot het houden van algemeene beschouwingen, gebruik maken. Allereerst wensch ik mijn voldoening uit te spreken over de betere huisvesting van de Gemeentelijke Arbeidsbeurs.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1927 | | pagina 110