4 FEBRUARI 1927.
11
voor gevoteerd, zal in 1927 voor een groot deel worden
verwerkt en daarmede moge een einde worden gemaakt aan
de rechtmatige klachten waartoe de gebreken aanleiding ga
ven, zonder het bedrijf voor de toekomst duurzaam te be
lasten. Geldelijk geven overigens de water- en de licht-
bedrijven geen aanleiding tot pessimistische beschouwingen.
De behandeling der begrooting ditmaal door allerlei omstan
digheden onreglementair laat geschiedend, zal gelegenheid
geven hierop nader in te gaan. Ik volsta met er op te wijzen,
dat de aflevering bij de bedrijven in 1926 niet ongunstig
vermeerderde bij het electriciteitsbedrijf zelfs met 23,3 °/0
bij gas en water waren deze vermeerdering onderscheidenlijk
3,36 en 5,03 °/0.
Mijne Heeren. Gelijk andere jaren heeft 1926 zijn lief en
zijn leed gehad. Komt niet het noodlottige sterfgeval van
den geëerden Bredanaar, opperbrandmeester K u s e 1 b o s,
in onze droevige doch ook erkentelijke herinnering. Herden
ken wij anderzijds niet de gestadige werkzaamheid in 1926
van zoovele onder ons, die Ambachtsschool en Muziekschool
met recht geestdriftig langjarige jubilea deden vieren en door
vorming van een Oranje-Comité uiting en uitvoering gaven
aan hetgeen onder de ingezetenen werd verlangd Ook in
deze instituten worden onbaatzuchtige krachten samenge
trokken in bestuur en commissie, tot wie erkentelijkheid -en
aanmoediging van ons gemeentebestuur mogen en moeten
uitgaan.
Het zijn gevoelens, die ook in het bijzonder naar voren
komen, wanneer wij U voor het eerst een „gelukkig nieuw
jaar" toeroepen in deze Raadzaal, getuigend van zooveler
daadwerkelijke belangstelling in ons gemeentelijk leven en
met het verbouwde en uitgebreide Stadhuis op 28 Juni j.l.
plechtig in gebruik genomen.
De voorteekenen zijn er gisteren bracht ons een stuk
uit de Tweede Kamer der Staten-Generaal wederom een
stap verder dat in deze zaal eenige tafels zullen bijge
plaatst worden. Hoe over het voor onze gemeente uiterst