136
25 FEBRUARI 1927
De heer KORTEWEG, de verschillende Sprekers be
antwoordende, wijst er allereerst op, dat de verkoop van
cokes een gewone handelszaak is. Getracht wordt zoo hoog
mogelijke prijzen te bedingen. In den winter is men daarbij
afhankelijk van de weersgesteldheid. Wat den ombouw der
gasfabriek betreft, wijst Spr. erop, dat de directeur destijds
een plan heeft opgezet en daarvan een begrooting van kosten
heeft gemaakt, welke aan den Raad is overgelegd. Later is,
in verband met het ovensysteem, het crediet met f 55000.—
verhoogd. Nadien hebben nog een paar credietaanvragen
plaats gehad, welke telkens in den Raad zijn toegestaan,
zoodat de Raad dus van de geheele zaak op de hoogte was.
Dat thans de raming nog met f 48000,overschreden is,
is mede een gevolg van de meerdere uitgaaf van f 10030,—
voor het ketelhuis, terwijl ook nog andere uitgaven moesten
worden gedaan, die niet in de oorspronkelijke plannen waren
opgenomen, maar die toch beslist noodzakelijk werden geacht.
Gezien de uitgevoerde werken en de groote moeilijkheden,
waarmede de ombouw is gepaard gegaan, is het te loven,
dat de totale kosten nog f 3000,— zijn gebleven beneden
het toegestane crediet. Het verheugt Spr. daarom, dat de
heer H o r n i x het woord misleidend heeft teruggenomen.
Ten aanzien van de vraag van den heer Cohen, merkt
Spr. op, dat het hem onbekend is, dat de verhouding onder
het personeel niet goed zou zijn.
Op de vragen van den heer Van Veen antwoordt Spr.,
dat uit de jaarverslagen precies is na te gaan, wat hij wenscht
te vernemen. Vroeger bedroeg het aantal werklieden 60 a 70,
thans na den ombouw 48. Door de toeneming van het getal
aansluitingen en de uitbreiding van het bedrijf is de admini
stratie toegenomen, hetgeen de uitgaven beïnvloedt.
Den heer M e ij v i s verwijst Spr. naar hetgeen hij
aan den heer Hornix in zake den cokesverkoop heeft
geantwoord.
Met het denkbeeld van den heer Speyart van
Woerd en om de winstuitkeering aan de gemeente f 40000.—