25 FEBRUARI 1927
155
activiteit van dat lid, indien de ondersteuningen onvoldoende
zouden zijn.
De heer MOLL zegt, dat het een kwestie van opvatting
is, hoe het Burgerlijk Armbestuur werkt. Spr. beschouwt
het Burgerlijk Armbestuur als een instelling, die dient ter
aanvulling, waar het particulier initiatief te kort schiet.
Wat betreft de naamsverandering in Maatschappelijk
Hulpbetoon, dit slaat meer op werklooze arbeiders, die door
langdurige werkloosheid zorgen hebben. Het Burgerlijk
Armbestuur is meer voor paupers. Spr. wil de menschen ook
zooveel mogelijk terughouden van het Burgerlijk Armbestuur.
De heer KOOPERBERG zegt, dat de wijze van werken
van het Burgerlijk Ambestuur zich niet meer aanpast aan
den tegenwoordigen tijd. Spr. zou wenschen, dat daarbij ook
vrouwen werkzaam waren en dringt op reorganisatie aan.
Spr. wijst hierbij op Amsterdam en zegt, dat men zich zou
kunnen verstaan met „Bredasche Armenzorg" of de Vincentius-
vereeniging.
De heer COHEN zegt, dat men niet moet geven om de
menschen arm te houden, maar om ze op te heffen uit hun
tegenwoordigen toestand. Het is Spr. wel bekend, dat in de
samenstelling van het Armbestuur verandering is gekomen
en dat daarin ook een lid van S. D. A.P. zitting heeft, doch
dat ééne lid kan op de uitkeeringen weinig invloed uitoefenen.
In 1924 heeft Spr. gewezen op de geringe uitkeeringen van
40 en 50 cent per week. Sindsdien is daarin wel eenige
verbetering gekomen, doch de uitkeeringen zijn nog onvol
doende. Spr. deelt niet het standpunt van den heer Moll,
dat de particuliere liefdadigheid moet voorgaan. Als men
van particulieren steun krijgt, dan is daaraan altijd de een
of andere voorwaarde verbonden. Voor wat, hoort wat.
Spr. is het eens met den heer Kooperberg, dat het
Burgerlijk Armbestuur moet gereorganiseerd worden. Ook
de naam behoort te worden gewijzigd. De menschen, die