156 25 FEBRUARI 1927. ondersteuning noodig hebben, vinden het een vernedering als ze naar het Burgerlijk Armbestuur verwezen worden. De heer CERUTTI vraagt, wanneer de vacature van voorzitter, die al eenige maanden bestaat, zal worden aangevuld. De VOORZITTER antwoordt hierop, dat de voordracht aanhangig is bij Burgemeester en Wethouders en binnenkort aan de orde zal worden gesteld. De heer MOLL meent, dat het verkenen van onderstand zooveel mogelijk moet worden overgelaten aan het particulier initiatief. Waar de heer Cohen spreekt van geringe uit- keeringen, verlieze hij niet uit het oog, dat daarbij veelal nog komen bijdragen van particuliere instellingen, b.v. van Armenzorg, Vincentius-vereeniging en andere. Spr. staat op een ander standpunt dan de heer Cohen omtrent zijn oordeel over het Burgerlijk Armbestuur. Wij leven nog niet in een Socialistischen staat en daarom moeten wij het op prijs stellen, dat er nog particulieren zijn, die de liefdadigheid beoefenen. Maar de S. D. A. P. heeft geen instellingen van armenverzorging. Die wil altijd maar aankloppen bij de Overheid. De heer VAN WERKHOOVEN zegt, dat de S.D.A.P. juist daarom tegen de particuliere liefdadigheid is, omdat ondersteuning door zoodanige instellingen steeds verplichtin gen medebrengt. Het is de plicht der Overheid om zooveel mogelijk te zorgen, dat het den burgers goed gaat. Daarom moet de gemeente op de eerste plaats voor ondersteuning van behoeftigen zorgen. De VOORZITTER zegt, dat men dan toch allereerst de Armenwet zal moeten wijzigen, welke bepaalt, dat onder steuning van gemeentewege alleen mag plaats hebben bij volstrekte noodzakelijkheid. De gemeente bekleedt dus slechts

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1927 | | pagina 156