25 FEBRUARI 1927 157 een lijdelijke positie en kan de particuliere liefdadigheid niet op zij zetten. Zonder verdere bedenking wordt alsnu de begrooting van het Burgerlijk Armbestuur goed gekeurd. Armenraad. De heer COHEN zegt het volgende. Mijnheer de Voorzitter. „Met vernieuwden ijver zal aan het werk worden getogen" tweemaal in dat jaar vergaderdde voornaamste punten waren vaststelling der rekening en verantwoording 1924 en begrooting 1926, dat is alles. Heeft dat college niets meer te doen De Armenwet schrijft toch dringend voor, het controleeren van de verschillende lichamen, die bij den Armenraad zijn ingeschrevendat zijn toch in hoofdzaak de liefdadige kerkelijke instellingen, en het verzamelen van gegevens. Wat heeft de Armenraad in deze gedaan Volgens het verslag nietsdie zaak is op geen stukken na in orde. De heer MOLL wijst erop, dat de heer Cohen thans weer het terrein der particuliere armenzorg betreedt. De Armenraad is een samenvoeging van particuliere instellingen. Spr. begrijpt de consequentie van den heer Cohen niet. De heer COHEN zegt, dat de Armenraad belast is met de controle over de instellingen van weldadigheid. Zoolang hij bestaat, moet hij ook werken. In het afgeloopen jaar heeft hij slechts tweemaal vergaderd. Daarvoor behoeft de gemeente geen geld uit te geven. De heer SPEYART VAN WOERDEN wijst erop, dat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1927 | | pagina 157