4
:n voor het
126.
opgemeld
jals het door
emaakt.
en Wethou-
-begrooting
lijkertijd met
rs, tot be
ekenen aan
)achtslieden,
sch
allen den
ij p e r s is
Ambachts-
•achtslieden
s, tot be
ur van den
4 FEBRUARI 1927.
15
„Sinds het ontslag van Dr. A. V e r w e ij als Directeur-
„scheikundige van den Keuringsdienst voor waren te Breda,
„welk ontslag inging 1 September 1924, wordt deze functie
„waargenomen door den heer M. J. N. S c h u u r s m a, die
„als zoodanig boven zijn te voren genoten jaarwedde, inge
volge Uw besluit d.d. 29 Juli 1925, een toelage van
„f 1200,geniet.
„Het is gewenscht deze waarneming niet te bestendigen
„en in het directoraat te voorzien. Heeft een lange tijd van
„waarneming steeds zijn voor de hand liggende bezwaren,
„mede is vaste voorziening in het directoraat van belang,
„wijl het College van Directeuren der Warenkeuringsdiensten
„in hun vergadering niet een waarnemend Directeur toelaat
„en vertegenwoordiging aldaar voor de belangen van den
„dienst, alsook voor die van handel en industrie, onmisken
baar haar beteekenis heeft. Meer dan eens zijn ook in
„ander opzicht moeilijkheden wegens den tegenwoordigen
„toestand aan den dag getreden.
„Ingevolge artikel 5 van de verordening op den Keurings
dienst van waren in het Keuringsgebied Breda (Gemeente
blad No. 352) dienen Burgemeester en Wethouders van
„Breda vóór de benoeming van een Directeur-scheikundige
„een aanbeveling van zoo mogelijk twee personen in. Wij
„meenen in dit bijzonder geval met de aanbeveling van den
„heer M. J. N. Schuursma te kunnen volstaan, omdat
„tijdens zijn waarneming, die de goedkeuring van Uw
„Raad had, gebleken is, dat hij voor de onderwerpelijke
„functie de vereischte geschiktheid bezit.
„Volgens het bepaalde in artikel 2, 4o. c. van het Konin-
„klijk Besluit van 18 Maart 1921, St. bl. No. 592 (gewijzigd
„28 Juli 1924, St. bl. No. 387) is de benoeming aan de
„goedkeuring van den Minister onderworpen. Aangezien de
„heer Schuursma bij de autoriteiten goed aangeschreven
„staat, mag verwacht worden, dat van deze zijde tegen zijn
„benoeming geen bezwaar bestaat.
„Wij hebben derhalve de eer U voor te stellen den heer