26 FEBRUARI 1927 165 dit aanleiding kunnen geven tot ontevredenheid aan die zijde. Spr. vindt het daarom beter zich te voren met de leeraren omtrent de salarissen te verstaan. De tegenwoordige opzet acht Spr. gevaarlijk. De heer VAN VEEN merkt op, dat de toelichting bij deze begrooting verbazend sober is. Spr. geeft in overweging den samensteller voortaan een andere begrooting als voor beeld te geven, want deze toelichting zegt absoluut niets. Spr. is van meening, dat dit feit aanleiding heeft gegeven tot de opmerkingen van den heer Speyart van Woerden deze hadden wellicht achterwege kunnen blijven als de toe lichting der posten uitvoeriger was geweest. Spr. dringt er dan ook op aan, den Directeur op te dragen in het vervolg een uit voeriger toelichting samen te stellen. De heer KOOPERBERG merkt op, dat in 1925 de bij zondere uitgaven f 8835,25 hebben bedragen, terwijl zij nu op f 17632,57 zijn geraamd, d.i. pl.m. f 9000 meer. In de toelichting staat evenwel, dat, aangezien de school voor de ongevallenverzekering volgens de desbetreffende rijksvoor schriften, in een lagere gevarenklasse is ingedeeld, de premie lager gesteld kan worden. Spr. vraagt, hoe of zich dit rijmt met het zooeven genoemd verschil van f 9000. De heer CERUTTI zegt, dat in het Centraal Rapport de vraag is gesteld, of met het laatst toegestane crediet ad f 19.500 mogelijk is gebleken om alle resteerende kosten van de verbouwing der school en hetgeen daarmede samen ging, tot het laatste toe te voldoen. Hierop is door Burge meester en Wethouders geantwoord, dat het gevoteerde bedrag van f 19.500 voor de werken, waarvoor het is aan gevraagd, vermoedelijk toereikend zal blijken te zijn, en verder, dat een algeheele afrekening er toe zou kunnen leiden, dat een gering bedrag meer noodig zou blijken te zijn. De Voorzitter heeft echter indertijd uitdrukkelijk verklaard, dat het bewuste crediet beslist het laatste zou zijn. Spr. zou

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1927 | | pagina 165