16
4 FEBRUARI 1927.
„M. J. N. Schuursma te benoemen tot Directeur-schei-
„kundige aan den Warenkeuringsdienst te Breda, op een
„jaarwedde van 6000,met 3 tweejaarlijksche verhoogin-
„gen van f 500,— (maximum f 7500,—), met ingang van
„den dag waarop deze benoeming door den Minister zal
„zijn goedgekeurd en hem op dezen dag eervol ontslag te
„verleenen uit zijn functie van scheikundige-waarnemend-
„Directeur bij voormelden dienst".
De heer VAN WERKHOOVEN zegt, dat het niet zijn
bedoeling is aanmerking te maken op een eventueele benoe
ming van den heer Schuursma tot directeur van den
Warenkeuringsdienst, maar Spr. zou toch gaarne willen
vernemen, waarom er geen aanbeveling van twee personen
voor deze benoeming is ingediend.
De heer HORNIX vraagt, of het in de bedoeling ligt bij
benoeming van den heer Schuursma tot directeur weder
een tweede-scheikundige aan te stellen zoo ja, dan zal men
duurder uitkomen dan thans. Spr. zou dan ook in dat geval
om bezuinigingsredenen den tegenwoordigen toestand willen
zien gehandhaafd. Vervolgens vraagt Spr., of men de zeker
heid heeft, dat bij een eventueele benoeming van den heer
Schuursma het gewenschte contact met het College van
Directeuren der Warenkeuringsdiensten zal worden verkre
gen zoo niet, dan acht hij de voorgestelde benoeming
overbodig.
De VOORZITTER herinnert den heer Van W erk-
h o o v e n aan hetgeen hij in het voorstel van Burgemeester
en Wethouders over deze aanbeveling heeft gelezen. Voorts
wijst Spr. op het feit, dat de heer Schuursma al sedert
2 '/2 jaar tot voldoening van Burgemeester en Wethouders en
van.de Inspectie als waarnemend directeur werkzaam is. Ook
de Raad heeft indertijd van zijn ingenomenheid met de wijze,
waarop de heer Schuursma zijn taak vervult, doen blijken
door hem voor de waarneming een toeslag op zijn jaarwedde