4 FEBRUARI 1927. 17 toe te kennen. Nu schrijft de verordening op den Keurings dienst van waren wel voor, dat Burgemeester en Wethouders voor de benoeming van een directeur-scheikundige een aan beveling van zoo mogelijk twee personen indienen, doch in dit geval leek het Burgemeester en Wethouders moreel niet wel mogelijk een tweeden persoon naast den heer Schuursma te stellen het zou maar franje geweest zijn. De heer VAN WERKHOOVEN Dan had ik dezen keer ook maar die franje er bijgevoegd. De VOORZITTER: Ik heb gezegd, dat in dit geval een tweede persoon op de aanbeveling maar franje zou zijn ge weest. Wat nu de vragen van den heer H o r n i x betreft de formatie van het personeel bij de Warenkeuringsdiensten is vrijwel overaleen directeur en twee scheikundigen. Wij pogen sinds het vertrek van dr. V e r w e ij, het ter bezuini ging met 1 scheikundige nevens den waarnemenden directeur te doen, voornamelijk uit een oogpunt van nationaal, niet van communaal belang, want voor de gemeente Breda maakt zulks slechts een gering kosten-verschil uit. Wordt nu de behoefte gevoeld aan een tweede-scheikundige dan zal de aanstelling plaats hebben, doch dit staat neven deze benoe ming. Verder heeft de heer H o r n i x een vraag gesteld omtrent het contact met het College van Directeuren. Wanneer de heer Schuursma morgen van waarnemend directeur, directeur is geworden, dan is de reden om hem niet in dat college toe te laten vervallen. De heer HORNIXDaaromtrent heeft U dus zekerheid Het lijkt mij meer een voorwendsel dan een reden, dat de heer Schuursma als waarnemend directeur niet in bedoeld college wordt toegelaten. De VOORZITTER zegt, dat het toch zeer vreemd zou zijn als de heer Schuursma als directeur niet in dat College toegelaten werd. Spr. is er van overtuigd, dat men

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1927 | | pagina 17