178
26 FEBRUARI 1927
Ook de straf van dezen agent zal ophouden.
Over het niet-ontvangen van den Algemeenen Bond van
Politiepersoneel zal ik maar niet veel zeggen, omdat men te
dien opzichte toch aan een doovemansdeur klopt. Gelukkig
houdt de Commissaris van politie er een andere opvatting
op na, een, die van meer democratischen geest getuigthij
ontvangt namelijk het bestuur van dien bond wèl. Ik hoop,
Mijnheer de Voorzitter, dat U die opvatting tot de Uwe
zult maken zulks zal het corps ten goede komen.
De heer MEIJVIS meent, dat de motieven voor de wei
gering van het verzoek van den Bredaschen Bestuurdersbond,
om een openlucht-meeting te mogen houden, niet steekhoudend
zijn. In andere gemeenten van ons land worden dergelijke
bijeenkomsten wèl toegestaan, zoo zijn o.a. te Eindhoven in
den afgeloopen zomer 8 van die openlucht-vergaderingen
gehouden, zonder dat daaruit ook maar de minste verstoring
van de orde is voortgevloeid. Spr. hoopt, dat zulks in den
komenden zomer ook te Breda zal worden toegestaan.
Wat nu betreft de weigering aan de Bredasche jeugd
organisatie van de A. J. C., om met muziek en zang door
de stad te trekken, zegt Spr., dat die jongelieden zijn be
handeld als „de beestmenschen van Wibaut". Spr. vindt het
gewoonweg treurig en spreekt de hoop uit, dat in de toe
komst een dergelijk verzoek wèl zal worden toegestaan.
De heer COHEN kan den heer M e ij v i s die hoop wel
ontnemenvoor hedenmiddag is een dergelijk verzoek
wederom geweigerd. Spr. weet wel, dat niet alleen aan de
A. J. C. geweigerd wordt met muziek en zang door de stad
te trekken, maar hij is toch van oordeel, dat de persoonlijke
vrijheid in deze toch wel al te zeer in het gedrang komt.
Vervolgens verklaart Spr. het antwoord van Burgemeester
en Wethouders op de vraag, in zake het verbod tot ver
tooning van de Potemkin-film, ergerlijk te vindenBurge
meester en Wethouders hadden in dit verband toch wel een
andere uitdrukking kunnen bezigen dan „geestbedervend".